“Sla me eens tegen mijn voorhoofd!”
“Eh… sorry?”
Om vijf voor twee gaat de telefoon. “Ik ben iets later.”
“Waar ben je dan?” vraag ik, al lichtelijk ongerust. Hij zou rond twee uur bij mij zijn. Ik zie dat hij mobiel belt en ik hoor een hoop herrie op de achtergrond.
“Ik kan mijn strippenkaart en pinpas niet vinden, dus ik moet weer terug naar huis. Ik heb wel een briefje van vijf bij me, maar dat slikt de automaat niet. Dus ik kan geen kaartje kopen.”
“Sta je op Marconiplein?”
“Ja.”
“Wacht maar, ik kom je wel halen met de auto.”
We spreken af bij de benzinepomp en een kwartiertje later rijden we samen naar zijn huis om toch nog maar even de pinpas en de strippenkaart op te halen. Anders kan hij ook geen boodschappen meer doen. Terwijl hij binnen de spullen gaat pakken, wacht ik in de auto. Wat duurt dat lang!
“Kon je het niet vinden?” vraag ik als hij weer instapt.
“Nee, ik heb wel een strippenkaart nu, maar ik kan mijn pinpas niet vinden! Stom…”
Verwoed begint hij nogmaals in zijn rugzak te zoeken. Ik parkeer de auto in een vrijgekomen vak, dat zit wat rustiger dan half op de weg.
“Heb je twéé strippenkaarten?” vraag ik, want ik kan me niet voorstellen dat hij het ene wel en het andere niet kan vinden.
“Wel drie.”
Ik maak aanstalten om nogmaals binnen te gaan zoeken en ontgrendel mijn gordel.
“Sla me eens tegen mijn voorhoofd!”
“Eh… sorry?”
Maar dan begint me iets te dagen. “Weet je waar ze zijn?!”
Pinpas en strippenkaart piepen tevoorschijn uit het borstzakje van zijn overhemd.
HAHA! Goeie! Klinkt wel enigzins herkenbaar moet ik eerlijk zeggen… zoeken naar spullen die je al gepakt had 😛
Tegen het voorhoofd slaan…. liever niet….
Nou, maar ik ben wel heel lief hoor! 😀
Dit komt mij heel bekend voor ! Vooral dat zooeken van mannen. y.
Hahahaha. Wat een sukkel!
*hoopt dat Nina dit niet leest*