“Er dreef een halve drol in de wc!” verkondigde het kind van het tafeltje naast ons luidkeels toen hij terugkwam van een toiletbezoek. Een opmerking die erg komisch geweest zou zijn als het uit de mond van een argeloze zesjarige was gekomen. Maar dit joch was ongeveer tien en zou beter moeten weten. Bovendien hoorde hij bij een net te luidruchtige tafel van mensen waarvan het dure uiterlijk het goedkope innerlijk niet kon verbergen. “De pasta was werkelijk niet te vreten,” hoorde ik zo’n net pak met inner-Tokkie nog zeggen tegen de ober.
Maar nou vraag ik me af: hoe zie je aan een drol dat hij half is? Ik heb me altijd rijk gerekend met alleen maar héle drollen. Grote en kleine, dat wel, maar elk is er één. Of is dit te optimistisch gedacht?
My… inner-Tokkie 🙂 Wat een bijzonder grappig stukje.
Misschien bedoelde hij een remspoor? 😉
Goh, dat weblog van jou zet me aan het denken. Binnenkort maar eens anaaliseren op het toilet hoe dat met hele en halve drollen zit…
Komt Chantal hier eigenlijk nog?
Misschien ligt het aan de manier waarop het uiteinde eruit ziet. Twee ronde uiteinden is een hele drol – onafhankelijk van de lengte – maar een recht uiteinde (alsof ‘ie in tweeen gehakt is) is een halve.
Ik zeg ook maar wat, hoor.